
Ik ben een vrouw van drie en veertig jaar. Hoe het komt weet ik niet, maar al vanaf mijn jeugd ben ik gek op de middelleeuwen. Met mijn ouders ging ik vaak naar ridderburchten en kastelen. Later werd het vaak het land van ooit, wat er nu helaas niet meer is. Het meest genoot ik daar van de spectaculaire riddertoernooien. Nu ik een stuk ouder ben, ben ik nog altijd regelmatig te vinden op middeleeuwse feesten of bij een ridderfestijn als in Montfoort, de Haar in Haarzuilen, Slot Loevestijn en nog vele anderen plekken en plaatsen.
Regelmatig genietend van het spektakel, leek het me geweldig om een keer verkleed als jonkvrouw een toernooi mee te maken. Bellend naar een paar organisaties, merkte ik meteen dat het geen enkel probleem was. Ik kon me simpelweg aanmelden als vrijwilliger. Zo huurde ik een mooie robe en een puntmuts met sjaal, ook wel de hennen of het suikerbrood genoemd. Dit was een hoge, puntige muts, die het voorhoofd vrij liet. Vaak werd er overheen, of vanaf de punt een ragfijne sluier gedragen. Rang en stand kon men zien aan de lengte van de sleep en aan de hoogte van de hennin.

Zo pakte ik op de dag der dagen mijn spullen op en vertrok naar kasteel Hoensbroek in Zuid Limburg. Ik voegde me bij de vrijwilligers en kleedde me om.
Door de jaren heen heb ik ervaren een aantrekkelijke partij te zijn voor het mannelijk geslacht. Regelmatig werd ik dan ook nu gecomplimenteerd met mijn vrouwelijke uiterlijk. Volgens mij zijn er heel wat mannen die iets hebben met deze nostalgie. Niet alleen vanwege de stoerheid, maar ook vanwege het romantische karakter en de vrouwelijke kledij. De werkelijkheid van die tijd zal wel een stuk anders zijn geweest.
Door de hele entourage en de kleding, voelde ik me dan ook op en top vrouw.
Als vrijwilligers waren we vrij om te gaan en te staan waar we wilden. Nadat we elkaar met omkleden hadden geholpen, ging een ieder zijns weegs.
Mijn jurk sleepte over de grond en mijn sluier wapperde onder de puntmuts. Ik voelde me fantastisch. Toen ik het toernooiveld naderde, voelde ik de opwinding in mij groeien. Alleen al het feit dat iedereen voor je opzij gaat, verleidelijk kijkt of vriendelijk groet, vond ik al het summum van plezier.
Bewust had ik gewacht op een wat groter toernooi. De hoeveelheid mensen en deelnemers, brachten bij mij nou eenmaal meer prettige spanning met zich mee.
Rond het toernooiveld stonden overal tenten van diverse riddergroepen en ambachten. In het midden aan de zijkant van het veld stond een overdekte tribune. De gevechten werden daaruit aangekondigd en de winnende ridders gehuldigd. Eerst moesten de ridders een proef van bekwaamheid afleggen, om daarna met elkaar de strijd aan te gaan.
Waardig schreide ik op pauselijke tred achter de tribune langs. Even keek ik de kat uit de boom. Mijn oog viel op een knappe, blonde ridder, die wat rond reed op een mooi donkerbruin paard. In afwachting wat komen zou, ging ik in de buurt van zijn tent staan. Toen hij aan de beurt was om de proef van bekwaamheid af te leggen, volgde ik hem op de voet. Iedereen juichte luidt, toen hij in één keer alle ringen om zijn lans schoof. Na het applaus was het de beurt aan een ander en reed hij terug in de richting van zijn tent. Terwijl hij hoog te paard zat, liep het dier stapvoets langs me heen. Voordat hij me te ver voorbij zou rijden, sprak ik hem aan.
“Nobele ridder”, zei ik enigszins hard. En daaropvolgend een stuk zachter, “gij hebt u waardigheid op edele wijze ten toon gespreid”.
Vanaf zijn paard keek hij om. Zijn ogen lichtte op en zorgvuldig liet hij het paard iets achteruit lopen. Ik keek omhoog. Stoer zat hij daar op zijn paard. Een mooie man, met een paar grote wenkbrauwen en leuke blonde krullen. Zo naar hem kijkend, werd ik al horny. Ik had wel iets met stoere mannen.
Weloverwogen deed ik mijn muts af en boog licht door de knieën. Toen hij mijn donkere haar zag en in het midden daarvan mijn fel getekende, blauwe ogen, steeg hij van zijn paard.
De leidsels gaf hij aan een soort schildknaap. Liep op mij af, maakte een lichte buiging, pakte mijn hand en beroerde deze licht met zijn mond.
“Schone jonkvrouw. Met wie heb ik het genoegen?”.
Onmiddellijk merkte ik dat hij het spel goed meespeelde. Waarschijnlijk de nodige ervaring.
“Met freule Constancia van Lispen-Wassenaar”, zei ik. Uiteraard een naam die ik had ingestudeerd. Een glimlach verscheen om zijn mond.
“En wat doet Freule Constancia hier?”.
“Op zoek naar een ridder die voor haar wil strijden en haar kan beschermen”.
Zijn woorden toetste onmiddellijk de situatie.
“Ah”, zei hij, me van top tot teen opnemend, “heeft zo’n schone jonkvrouw geen eigen beschermridder?”.
“Ach”, antwoordde ik, “de mijne is reeds lang geleden verslagen”.
“O, echt, en wie was de ongelukkige”.
“De zwarte”, antwoordde ik, “de zwarte ridder”.
Weer verscheen een glimlach om zijn mond. Helaas kon ons gesprek niet verder gaan, daar hij aan de beurt was voor een volgende proef. Voordat hij op zijn paard steeg, zei ik nog wat tegen hem.
“Ach naamloze ridder. Uwe kracht zal groot zijn, als u mijn zakdoek in de strijd bij u zou dragen”.
Hij keek me aan. Strekte zij hand uit en stopte mijn zakdoek onder zijn maliënkolder.
De oefening bestond uit het stoten van een lans tegen een houten plank, die op een draaimechanisme stond. Het aantal wentelingen bepaalde de winnaar.
Al zittend op zijn paard, zag ik dat hij naar me keek, voordat hij op het houten slachtoffer aanstormde. Wat er tussen de ridders afgesproken was, wist ik natuurlijk niet. Zijn paard ging in draf en met een luidde knal stootte hij tegen het bord. Aan het gejuich van het publiek merkte ik meteen dat hij bijzonder goed had gepresteerd. De man op de tribune sprak van een grootse winnaar. Wat ik nou een groots moment vond, was dat hij mijn zakdoek aan het puntje van zijn lans knoopte. Stak hem fier in de lucht en met de overwinningsvlag in top, mijn richting op reed.
Luid gejuich ging door de mensenmassa, toen hij de lans naar mij uitstak en ik de zakdoek eraf moest schuiven. De manier waarop hij het spel speelde, het gejoel van de mensen maakte me warm en vochtig. Ik wist niet dat zoiets zo opwindend kon zijn.
Toen hij van zijn paard kwam, liep hij regelrecht op mij af. Deed zijn handschoenen uit en pakte met beide handen mijn hoofd en kuste me op de mond. In mijn beleving was het gejuich nog harder dan zo even.